Ze konden niet anders dan ontgoocheld zijn, de jonge klimaatactivisten. Na maanden actievoeren stemden veel Vlamingen op de twee partijen die niet inzetten op het klimaat. Hoe komt dat zo veel mobilisatie en media-aandacht zo weinig opleverde? Waarom scoorden de groene partijen onder de verwachtingen, ondanks straffe scores in een aantal steden? Het zijn complexe vragen waarin vele factoren een rol spelen.

Dat de klimaatjongeren een risico namen met hun strategie – zelf geen voorstellen doen, maar die rol doorschuiven naar de wetenschappers – bleek al uit het stuk dat Darrick Evensen schreef op 6 mei in Nature. Deze docent milieupolitiek schaart zich volledig achter de Greta’s, Anuna’s en Kyra’s van deze wereld en bevestigt het belang van wetenschap. Tegelijk geeft Evensen aan dat de kernboodschap van de klimaatjongeren als probleem had dat ‘wetenschap enkel het vertrekpunt kan zijn voor besluitvorming, het kan nooit de scheidsrechter zijn van effectief beleid’.

Wetenschap toont hoe de wereld is, maar nooit hoe hij zou moeten zijn – dus ook niet welke groepen in de samenleving bijvoorbeeld de klimaatfactuur zullen betalen.

 

Take it or leave it

Misschien ligt de kloof tussen gebieden die zich kunnen handhaven in de economische globalisering en zij die het er moeilijker mee hebben

De klimaatjongeren hebben een boodschap nodig om hun beweging te verenigen, een normatieve claim waar Thunberg op alludeerde toen ze het had over de onrechtvaardige gevolgen van klimaatopwarming. Die boodschap kan nooit zijn: ‘luister naar de wetenschap’. Maar dat was ze jammer genoeg wel, ook in eigen land.

Het klimaatrapport van de wetenschappers had oog voor ethische kwesties, zoals rechtvaardigheid. Maar het kwam – onder meer door de communicatie door Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck – over als take it or leave it. Een eis als ‘Betonstop nu’, zonder het verhaal hoe je dat maatschappelijk verkocht krijgt, heeft het draagvlak voor klimaatbeleid niet versterkt.

Opvallend is ook de kloof tussen een aantal steden en delen van het platteland, zoals de Westhoek of het Meetjesland. Misschien zit hier wel, net als in andere landen, de kloof tussen gebieden die zich kunnen handhaven in de economische globalisering en zij die het er moeilijker mee hebben. Zeker, steden ondervinden fors de gevolgen van globalisering, zoals migratie en stijgende ongelijkheid. Maar tegelijk is er nieuwe economische dynamiek, zijn er aantrekkelijke jobs en zetten beleid en middenveld in op het leren samenleven in verschil. Ook slaagt er de uitbouw van alternatieve infrastructuren – denk aan het vervangen van de auto door de fiets, bus, tram en deelauto – waarbij de ecologische transitie een hogere levenskwaliteit oplevert.

 

Historisch verraad

Die situatie zit anders in de nieuwe wingewesten van Vlaams Belang. Het zijn vaak regio’s die het moeilijker hebben in de concurrentiestrijd van de zielloze globalisering, met tanende openbare infrastructuur zoals openbaar vervoer, met jongeren die wegtrekken. Boven op deze sociaal-economische situatie komt er ecologische onzekerheid als het onduidelijk is hoe de transitie naar een duurzame samenleving de kansen op een goed leven kan verhogen.

Volgens filosoof Bruno Latour hebben we decennialang geloofd in de moderne dynamiek, weg van het lokale naar het globale. Ondertussen vergaten we de aarde, die zich nu onder meer laat gelden met droge zomers.

Een eerste taak is ons nu te richten ‘tot degenen die zich terecht in de steek gelaten voelen door het historische verraad van de leidende klassen en die met veel misbaar vragen om de veiligheid van een afgeschermde ruimte’. Hier bieden noch het globaliseringproject, noch een terugkeer naar het lokale een oplossing. Het is tijd voor een nieuw verhaal van rechtvaardige transitie. Het gaat om zorg opnemen voor de concrete leefwereld zonder zich af te sluiten voor de wereld waarin we leven. Dat vertaalt zich in een beleid dat nieuwe kansen op voorspoed ontwikkelt voor elke regio.

Meer en meer grote steden hebben een duidelijk toekomstbeeld. Nu is het zaak regio’s te ondersteunen met transitiefondsen, die hen toelaat op basis van participatieve processen toekomstplannen uit te tekenen. Die moeten zicht geven op een klimaatneutrale economie met waardige jobs en betere kansen voor een florerend leven.

 

Failliet landbouwmodel

Investeer bijvoorbeeld in de transitie van exportgerichte landbouw – denk aan de perenboer die door zijn oogst weg te schenken het failliet van dit model aan de kaak stelt (DS 29 mei) – naar een korteketenlandbouw die de band tussen platteland en aanliggende steden herstelt.

Het klinkt mooi, maar het is een moeilijke opdracht. Dat kwam ook tot uiting in de reportage in deze krant over wat er leeft in Vlaanderen, met als treffend citaat ‘De angst die leeft, is die van verandering’ (DS Weekblad 25 mei). Die emotie voldoende beantwoorden, daar is de ecologische actie de voorbije campagne niet in geslaagd. Welk verhaal van ecologische verandering biedt vrijheid en zekerheid in stad en platteland? Hoe opkomen voor de plek waar we leven en tegelijk meer openheid en gastvrijheid cultiveren? Het meervoudige antwoord op deze kwestie kan de aanzet zijn van een postelectorale strategie van de groene beweging en politiek.

Dit opiniestuk verscheen op maandag 3 juni in De Standaard.