Blikvoer en kaarsen opslaan is een illusie. Bij rampen hebben we vooral nood aan collectieve veerkracht en solidariteit, schrijft Dirk Holemans. De civiele bescherming afbouwen is dan het laatste dat je moet doen.

Het is een wonder dat ‘preppen’ niet het woord van het jaar werd. Bij bol.com vliegen de spullen die ons zogezegd zekeren tegen een brede waaier aan onheil de deur uit. Ook de overheid doet flink mee: met ons belastinggeld komt er volgend jaar een grootschalige bewustwordingscampagne om een ‘risicocultuur’ te kweken. De motivatie daarbij is helder: “We moeten af van het idee dat de overheid het allemaal wel zal oplossen als er een ramp uitbreekt.” Als je die logica doortrekt, en tegelijk propageert dat ieder best voor zichzelf een noodplan opmaakt, dan kweek je de logica dat het normaal is dat iedereen zijn plan trekt bij een catastrofe. Nog even verder duwen op die denkwijze, en wapenfabrikant FN Herstal doet gouden zaken.

Let wel, het is positief dat mensen zich bewust zijn van de kwetsbaarheid van de basisstructuren die ons dagelijks leven mogelijk maken. Ze zijn ook niet uit de lucht komen vallen. Dat er bij ieder van ons drinkbaar water uit de kraan komt, is het resultaat van een collectieve, relatief recente investering . In een stad als Gent kwam er pas laat in de negentiende eeuw een waterleidingnet, en in 1900 was nog maar een vijfde van de bevolking erop aangesloten. Een even cruciale collectieve voorziening is het rioleringssysteem, dat cruciaal was om infectieziekten als cholera te bannen uit onze samenleving.

Noodgeneratoren

Ieder van ons warm maken voor een zekere weerbaarheid als systemen uitvallen, is natuurlijk prima. Als mensen een voorraad flessenwater, conserven en kaarsen in huis hebben, dan is de kans op paniek kleiner als een basisstructuur zoals elektriciteit uitvalt. Maar de focus op ‘ieder voor zich’ is ronduit gevaarlijk. Want als er zich echt een ramp voordoet, hebben we vooral nood aan collectieve weerbaarheid en solidariteit. Weten dat we elkaar kunnen en willen helpen, lijkt me het belangrijkste kenmerk van een veerkrachtige samenleving. Als we dat vergeten, is preppen in het beste geval een illusie, en in de andere gevallen het aanjagen van angst, wat vooral extreemrechtse partijen goed uitkomt.

Dat tonen twee concrete voorbeelden. Op het tv-journaal liet een vrouw haar voorraadkamer zien met een aantal conservenblikken. Daar kan ze waarschijnlijk enkele dagen mee overleven. Maar wat als de rekken in alle winkels in de buurt leeg zijn en blijven? Moeten we het niet vooral over deze tweede situatie hebben?

Een tweede, schandalig, voorbeeld hoorde ik van iemand van de overheid. Die raadde op de radio aan om een noodgenerator op diesel te kopen. Echt? Dus in een flatgebouw met twintig verdiepingen en vijf appartementen per verdiep, moeten dan honderd generatoren staan draaien? En de honderd gezinnen die daar wonen, moeten dan maar hun jerrycan op en af naar het dichtbije pompstation sleuren – via de trap, want de lift werkt natuurlijk niet. Of willen we dat die honderd gezinnen elk een voorraad jerrycans vol brandstof gaan hamsteren? Je wil niet weten wat er gebeurt als er dan in dat gebouw brand uitbreekt.

Overstromingen Valencia

Het voorbeeld van het flatgebouw doet misschien sommigen al denken: ze zouden beter een grote, collectieve generator in de kelder plaatsen. Veel efficiënter en veiliger, met dan een dieseltank op een veilige plek. Dat is wat er ontbreekt, in die verbale wedloop rond preppen en risicocultuur: het stimuleren van het gemeenschappelijk vermogen om samen het hoofd te bieden aan calamiteiten. Het besef dat mensen voor je willen en kunnen zorgen, geeft vertrouwen en maakt ons sterk in moeilijke tijden. Sociaal kapitaal opbouwen is de vergeten component van wat we nodig hebben in onzekere tijden: veerkracht. Op welke sociale netwerken kunnen we rekenen en waartoe zijn ze in staat? Zo krijgt de strijd tegen eenzaamheid van de Warmste Week een heel andere betekenis. Misschien een idee voor volgend jaar?

Het is pijnlijk hoe we als samenleving aan collectief geheugenverlies lijden. Leerde de coronacrisis ons niet dat we cruciale goederen, zoals mondmaskers, best in voorraad hebben, en dat we die ook zelf moeten kunnen produceren? En toonde de oorlog in Oekraïne in 2022 niet aan hoe pijnlijk het is als onze installaties voor gasopslag leeg zijn? Of moet nu, in het kader van het preppen, ieder zijn eigen gasfles gaan kopen? En dan hebben we nog niet over voedsel – iemand een idee hoe het zit met de graanvoorraad van België?

Als samenleving ontwikkelden we bijna een eeuw geleden een prachtig systeem waarbij burgers elkaar op bekwame wijze helpen in tijden van rampen. Dat heet de civiele bescherming – het woord zegt het: burgers die zorgen voor elkaars veiligheid. In de loop van de decennia kwamen er zes kazernes verspreid over het land, waarin een professionele staf samenwerkt met – degelijk opgeleide – vrijwilligers. Het is cynisch dat net Jan Jambon, van de partij die hamert op veiligheid, als toenmalig federaal minister van Binnenlandse Zaken de civiele bescherming kapotbespaarde: vier van de zes kazernes werden gesloten, het professioneel kader werd met een derde verminderd, en vele honderden vrijwilligers die verbonden waren aan de afgeschafte kazernes, kunnen niet meer worden ingezet.

Gelukkig kunnen we leren uit domme beslissingen. Laten we werk maken van een civiele bescherming 2.0, die naast gespecialiseerde taken, inzet op solidariteit en massaal vrijwilligers samenbrengt en opleidt, zodat we goed in staat zijn elkaar te helpen bij onheil. Zodat we niet beginnen te panikeren of plunderen , maar vol trots en goed voorbereid samen in actie schieten. De reactie op de overstromingen in Valencia toont hoezeer talloze burgers elkaar willen helpen, maar tegelijk ondervinden dat ze daar niet altijd de middelen toe hebben. Ook dat is een cruciale les: een oproep tot weerbaarheid van burgers kan de overheid niet ontslaan van haar zorgplicht voor de bevolking. Want dat is de essentie van haar bestaan.

Dit opiniestuk verscheen in De Standaard op 26 december 2024.