Vlaanderen investeert bijkomend in elektrische wagens. Jammer genoeg de verkeerde. Hoog tijd voor een toekomstgericht mobiliteitsbeleid.
Wie volgend jaar een elektrische wagen koopt die minder kost van 40.000 euro, mag rekenen op een premie van 5.000 euro. Dat kondigde minister-president Jambon (N-VA) deze week aan in zijn septemberverklaring. Om te begrijpen waarom dat ronduit slecht bestuur is, moet het hele plaatje onder ogen zien.
We leven namelijk in tijden van een meervoudige crisis. Onder meer de klimaatontwrichting en het ineenstorten van de biodiversiteit, samen met de toenemende ongelijkheid, stellen onze samenleving voor een ongekende uitdaging. Het vergt, zoals onder meer de klimaatrapporten van het IPCC voorop stellen, transformative veranderingen in alle maatschappelijke systemen. En een rechtvaardige transitie vereist dat iedereen mee kan, we geen groepen verweesd achterlaten. Bovendien moet deze omwenteling nog eens snel, tijdens dit decennium, in uitvoering zijn. Deze analyse zou het kader moeten zijn voor elke beleidsverklaring of -visie, als politici willen zorgen voor onze toekomst.
Gewoon wat sleutelen aan bestaande systemen is daarom totaal onvoldoende. Dat geldt ook voor ons mobiliteitssysteem. Een kleine groep sponsoren om een elektrische auto te kunnen kopen, zoals de Vlaamse regering heeft beslist, terwijl ze de openbaar vervoersmaatschappij De Lijn kapot bespaard, is zoals proberen een stap in de goede richting zetten op een trein die de verkeerde richting uit dendert.
Wat is dan wel nodig, hoe ontwikkelen we een toekomstgerichte visie op systeemverandering? Het is opvallend hoe transitiewetenschappers hun aandacht richten op het concept van zogenaamde voorzieningensystemen. Tegelijk verbaast het niet, want het woord voorzieningen verwijst naar een lange traditie in onze cultuur om te voor-zien, in de dubbele betekenis: goede voorbereidingen treffen zodat we in de toekomst effectief kunnen voldoen aan bepaalde menselijke noden. Iets wat in tijden van ecologische crisis cruciaal is.
Voorzieningensystemen zijn dus structuren die een antwoord bieden aan een menselijke nood, en daar energie en grondstoffen voor gebruiken. Denk aan het mobiliteits- of het voedselsysteem.
Transitiedenkers zoals Julia Steinberg onderzoeken hoe deze systemen menselijke noden kunnen vervullen op een wijze die zowel de grenzen van de planeet respecteert als ervoor zorgt dat de sociale rechten van mensen gerealiseerd worden. De vraag is dus wat de beste wijze is om zo’n systeem te organiseren, en hoe het daarbij zit met ongelijke machtsverhoudingen. Een goed voorbeeld is het mobiliteitssysteem – elk mens heeft nood om zich te verplaatsen – dat nu grotendeels gereduceerd is tot een automobielsysteem, met een overmatige invloed van de lobby van autoconstructeurs. Of hoe door de eenzijdige focus op autobezit, de elektrificatie ervan zal leiden tot uitbuiting van mens en natuur in vooral het Globale Zuiden voor de massale ontginning van metalen voor de batterijen.
Boeiend is ook hoe transitieonderzoekers efficiëntie niet in de klassiek economische zin gebruiken maar definiëren als de mate waarin een hoge mate van menselijk welzijn wordt bereikt bij een laag gebruiksniveau van grondstoffen en energie. In dat perspectief wordt bijvoorbeeld een elektrische SUV heel inefficiënt in vergelijking met de elektrische auto die al meer dan een eeuw bestaat: de tram.
Een rechtvaardige transitie op mobiliteitsgebied betekent dat we ervoor zorgen dat iedereen zich kan verplaatsen met een minimaal gebruik van energie en grondstoffen. Alle onderzoeken komen dan uit op collectieve vormen van vervoer als dragende structuur van het mobiliteitssysteem. Dat betekent, naast een gebiedsdekkend veilig fietsnetwerk, een performant openbaar vervoersbedrijf aangevuld met tal van vormen van deelmobiliteit. Waar bijvoorbeeld autodelen wordt gepromoot, zoals in Gent, zie je een spectaculaire stijging. Het is dus geen kwestie van het zogenaamde draagvlak, de realiteit is nu dat onze samenleving duurzame vervoers- en levensstijlen in de weg staat. Waar door positieve beleidskeuzes duurzaamheid wordt gestimuleerd, gebeuren heuse transities. Zo leidt een volgehouden investering in fietsinfrastructuur, als onderdeel van een duurzame langetermijnvisie, ertoe dat meer dan een op vier van de werknemers in het Gentse havengebied van de North Sea Port met de fiets naar het werk komt. Dat hadden iets meer dan tien jaar geleden voor weinigen mogelijk gehouden.
Uiteraard blijft de auto onderdeel van het mobiliteitssysteem. En in sommige gebieden, voor sommige beroepen, blijft die gewoonweg noodzakelijk. En de elektrische auto is hierbij een evidentie. Die zal trouwens veel minder in de file staan als we structureel inzetten op het duurzaam voorzien van mobiliteit voor iedereen. En als we eindelijk werk maken van deugdelijke ruimtelijke ordening, verliezen we minder tijd aan onnodige verplaatsingen en winnen we aan levenskwaliteit. Tot slot mogen we niet vergeten dat een belangrijk deel van onze samenleving zich gewoonweg geen auto kan permitteren. Een rechtvaardige transitie zet dus eerst en vooral in op vormen van openbaar en collectief vervoer. Zodat we niemand langs de kant van de weg laten staan. Wat te veel gebeurt, omdat de lijnbus is afgeschaft wegens kortzichtige besparingen.
Dit stuk verscheen in De Morgen van 28 september 2023
Recente reacties